Home
Muziek
Contact
Speellijst
Columns



T E R U G

Ervaringszucht

Kent u dit verschijnsel, ervaringszucht? (EZ) Ik wel, ik heb er dagelijks mee te maken. Ik ben altijd op zoek naar belevenissen, anders vind ik er niets aan. Ik wil graag iets mee maken, piekervaringen liefst. Quality time is mijn toverwoord. Mijn hang naar sensatie komt door verveling en afstomping, zegt mijn psycholoog. Als er geen heftige impulsen zijn voel ik mij beklemd door mijn eigen lamlendigheid. Wat ik zoek is de nulde-graads ervaring. En dat lukt steeds niet. Meestal kom ik niet verder dan tweede of zelfs derde-graads ervaring.

Nulde graads ervaring (EZ0), dat wil ik. Het ondergaan van iets wat buiten mijn macht valt, buiten het “doen”, de wereld van het “zijn”: geboren worden, sterven, een kind baren, een orgasme, slaap, meditatie, het gevoel van grootsheid in de natuur, en alle andere vormen van bewustzijnsverruiming. Het gemeenschappelijke kenmerk van nulde-graads ervaringen is dat je niets doet, er overkomt je iets dat groter is dan jezelf. Hierbij ontstaat een gevoel van schoonheid, van verwondering over de grootsheid van het leven. Waar is dat gebleven?

O.K. Als dat niet lukt, dan maar de Eerste graads ervaring (EZ1), dat krijg je door het zelf doen van dingen. Dit is de wereld van het “doen”. Volledig bewust zijn van wat je doet.  Je handelt, je onderneemt iets, leert iets grondig door het te doen. Voorbeelden hiervan zijn alle vormen van actie: werk, kunst, sport. Het maakt hierbij geen verschil of iemand een trui breit of een beeld houwt. Je hebt het blije gevoel van intens bezig zijn, van grote lichamelijke of geestelijke inspanning, waarbij je een enorme rust en voldoening ervaart, vooral als het net klaar is, want dan sta je op de rand van de Nulde graads ervaring. Heerlijk is dat. Maar het lukt me maar niet, want ik ben te lui om iets te doen, om op te staan zelfs.

O.K. Dan maar Tweede graads ervaring (EZ2). Dat komt als ik kijk naar iemand die dingen doet. Het luisteren naar een concert, het kijken naar een sportwedstrijd, het gaan naar een museum, het lezen van een boek. Dit alles geeft een gevoel van intensiteit, van betrokkenheid en van schoonheid, maar het is uit de tweede hand, en wordt min of meer kunstmatig opgeroepen. Als ik het te vaak doe, word ik er flauw van, en ik heb het al te vaak gedaan. Gemeenschappelijk kenmerk van Tweede graads ervaringen is dat je toeschouwer bent van mensen die een Eerste graads ervaring hebben. En daar heb ik geen zin meer in.

O.K. Dan maar Derde graads ervaring (EZ3). Het toppunt van lamlendigheid. Dit ontstaat als we toeschouwer zijn van de mensen die een Tweede graads ervaring hebben. Hieronder vallen bijvoorbeeld het bermtoerisme als de TT-toeschouwers terug komen uit Assen, TV kijken, ramptoerisme, en andere vormen van oppervlakkig amusement. Doe ik graag. Moet ook wel, want het is het enige wat je over houdt.

Hoe meer ik in een sfeer van routine verval, hoe oppervlakkiger mijn beleving en hoe heftiger de impulsen die ik nodig heb om een intenser ervaringsniveau te verkrijgen. En zo leef ik in een maatschappij waarin de tweede en derde graad gecultiveerd wordt, en men specialisten inhuurt voor de eerste of nulde graad. In plaats van zelf te zingen, ga ik naar een concert. In plaats van zelf te vrijen, kijk ik naar een sexfilm.  Veel gemakkelijker en veiliger.

Dan is er nog de min-in-het-kwadraats-ervaring (EZ-1), dat is het op illegale wijze afdwingen van een Nulde graads ervaring, door misbruik van alcohol, drugs en andere handelingen die de dood uitdagen. Moet ik dat niet eens proberen, vraag ik mijn psycholoog. “Hierbij kunnen heftige bewustzijnsverruimende ervaringen ontstaan, maar deze verhouden zich tot de echte Nulde graads ervaring zoals een etalagepop tot een mens”, zegt mijn psycholoog vroom.

Dus vraag ik mij nu af, ben ik een etalagepop of een mens. En maken vele etalagepoppen soms niet een een mens, zoals alle kleine beetjes een grote? Is duizend keer naar een sexfilm kijken niet evenveel als anderhalf keer vrijen? Maken velen niet samen één? Ik denk dat ik maar een vereniging opricht, tegen de verveling.

 

De vrijdagmiddagdip

Kent u dat verschijnsel, de vrijdagmiddagdip (VMD)? Ik wel, ik heb er dagelijks mee te maken. Het is sterk gerelateerd aan het maandagochtendgevoel (MOG). Het zijn beide termen waarmee de gemiddelde werknemer aanduidt dat je niet al teveel productiviteit kunt verwachten aan het begin en het einde van de week. Deze werktijd dient vooral te worden beschouwd als warming-up en cooling-down. Voeg daarbij de dagelijkse after-lunch dip en het “vijf uur, het is mooi geweest”, waarmee het laatste halve uur van de dag wordt besloten, dan kom je op een niet-productiviteit van (2x4 + 5x1+ 5x 0,5) = 15 1⁄2 uur.

Als manager heb ik hier nooit last van. Mijn optreden toont vrijwel geen moment van verslapping . Maandagochtend kom ik fris en energiek binnen, en begin ik vol goede moed te vergaderen. Mijn enthousiasme wordt echter niet gedeeld. Met een slaperig gezicht merken diverse teamleden op dat ze nog op gang moesten komen. Hetzelfde gebeurt op andere down-tijden. De snelheid van werken wordt zoveel mogelijk getemperd. Ik kan dit niet begrijpen. Op dit punt is tussen managers en teamleden een grote kloof.

Toch, zo herinner ik mij vaag, heb ik ook wel eens aan de andere kant gestaan, en was ik  zelf teamlid. Ooit, in een ver verleden, had ook ik een functie waarbij ik geacht werd zelf iets te produceren, zonder te kunnen delegeren naar ondergeschikten. Het vreemde was dat ik toen wel voortdurend bevangen werd door maandagochtend gevoelens en vrijdagmiddag dippen. Na de lunch voelde ik mij slaperig en moe. En om vijf uur vond ik het welletjes. Ook vlak voor de lunch begon zich in mij een leeg gevoel te ontwikkelen, om maar niet te spreken over steeds sterker wordende pré-koffiepauze-impasses. Ook verlangde ik meestentijds naar lange teamvergaderingen waarbij ik lekker weg kon suffen. Mijn productiviteit was minimaal.

Over deze overal voorkomende “Dip en Down”ziekte (D&D) die wekelijks bijna 2 mandagen aan verloren werktijd eist, horen we bijna nooit iets. Waar en hoe is D&D ontstaan? Hoeveel mensen hebben hier last van? Wil ik graag weten. Ook vraag ik mij af, waarom hebben managers dit vrijwel nooit en de productie leverende medewerkers steeds? Heeft dit te maken met het verschil in werkzaamheden? Als manager hoef je geen productie te leveren, je aanwezigheid is voldoende. Je moet zorgen dat anderen productie leveren. Daarvoor word je betaald. Zelf doe je zo weinig mogelijk.

Als uitvoerend medewerker moet je echter zelf iets produceren. Zou dat vermoeiender zijn? Of zou het te maken hebben met de ergernis dat jij wel moet werken en de projectleiders alleen een beetje toezicht houden, en de stand van zaken bijhouden. Of zou het komen doordat je per uur wordt betaald, en je dus meer winst maakt naarmate je langzamer werkt? Immers als ik f 100,- per uur verdien, en ik schrijf 1 pagina per uur, krijg ik f 100,- per pagina, terwijl als ik voor dat zelfde uurloon 2 pagina’s per uur doe, ik slechts f 50,- per pagina ontvang. Dus hoe sneller ik werk hoe minder ik verdien! Dit is de uurloonparadox, ontstaan tijdens de industriële revolutie toen de mensen voor het eerst in loondienst gingen werken.

Ter compensatie van deze paradox krijgt een snelle medewerker een extra schouderklopje, in de trant van: “Goh, geweldig, dat jij dat zo snel klaar hebt!” De medewerker denkt niet na, en aanvaardt de complimenten blijmoedig, maar ergens diep in zijn onderbewuste voelt hij dat hij op de een of andere manier voor de gek wordt gehouden. Dit gevoel ondermijnt zijn energie en is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de grondoorzaak van D&D. 

T E R U G