|
|
|
|
|
De ziekte van omgekeerdheid Kent u dat verschijnsel, de ziekte
van omgekeerdheid? (ZO) Ik wel, ik heb er dagelijks mee te maken. Het oertype
van deze ziekte is de redenering: “Een koe is een dier, dus een dier is een
koe.” Vooral in de Godsdienst en in spirituele kringen tiert deze ziekte
welig. Een voorbeeld uit de praktijk. Iemand hoort in de kerk het gebod:
“Wanneer iemand je op de wang slaat, keert hem dan ook de andere wang toe”.
Hij denkt: O dus als ik iemand sla dan moet hij me zijn andere wang toekeren
zodat ik hem nog een keer kan slaan. Iemand anders hoort het al even bekende
gebod: “Hebt uw vijanden lief.”, en hij treedt z’n vijanden tegemoet in de
veronderstelling dat ze hem wel lief zullen hebben. Maar hij wordt wel mooi
in elkaar geslagen. Ook in cursussen persoonlijke
ontwikkeling slaat de ziekte van omgekeerdheid soms keihard toe. Iemand
leerde in een training bijvoorbeeld: “Wat je zegt over een ander zegt meer
over jezelf dan over die ander.” Vervolgens trok hij zich van geen enkele
kritiek meer wat aan, want hij dacht: Wat de ander zegt over mij, zegt meer
over die ander dan over mij. Je ziet het zo vaak. Mensen
leren een bepaald principe in een of andere cursus en passen dat op anderen
toe in plaats van op zichzelf. Met een naieve glimlach verkondigen ze de
grootst mogelijke wijsheden, maar dan in omgekeerde vorm. Dat ze vervolgens
in de problemen komen ligt dan natuurlijk ook altijd aan de anderen. Hun
gedachte is dan dat wanneer anderen maar net zo wijs zouden zijn als zijzelf
er geen problemen zouden zijn. Als het regent zeggen ze bijvoorbeeld dat ze
neerslachtig zijn door de regen. Als ze ellende op het journaal zien dan is
dit de oorzaak van hun depressie. Als er ergens oorlog is, dan geven ze de
schuld aan de regering, zich niet realiserend dat hun eigen agressie indirect
meespeelt bij het ontstaan van gewapende conflicten. De ziekte van omgekeerdheid
aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor de eigen stemming, de eigen
houding, het eigen gedrag. Alles wordt toegeschreven aan oorzaken buiten
zichzelf. Een andere vorm van
omgekeerdheid zien we ook bij pseudo-spirituelen, waar “zijn” hoger staat dan
“doen”. Niet doen is de hoogste vorm van handelen. Het idee hierachter is dat
je niet als persoon doet, maar dat een hogere macht eigenlijk de handeling
verricht. Het is handelen zonder ego. De pseudo-spirituele vergeet dat “niet
doen” een heel andere kwaliteit heeft als je in staat bent om iets te doen,
dan wanneer je niet in staat bent iets te doen. Een voorbeeld. In de judosport
begint iedereen met de witte band. Dat is het symbool voor de absolute
beginner. Het hoogste wat iemand in die sport kan bereiken is de zwarte band.
In de zwarte band zijn er weer 10 categorieen mogelijk, genaamd “Dan’s” Wie
de 10e dan in de zwarte band heeft is meester in de Judo. Slechts
weinigen bereiken dit. Heel soms komt het voor iemand zelfs dit niveau
overstijgt. In zo’n geval is iemand zodanig meester over de stof dat hij er
bovenuit stijgt. Hij transcendeert. Dat wordt gesymboliseerd door hem weer de
witte band te geven. Iemand stopt dan vaak ook met Judo, want hij heeft niets
meer te leren. Hij verkrijgt daardoor weer de onschuld van de beginneling. En
wanneer hij wel een gevecht aangaat doet hij dit met zo’n vanzelfsprekend
gemak dat hij eigenlijk niets doet. Het zal iedereen duidelijk
zijn dat de betekenis van de witte band van meesterschap een heel andere is
dan die van de absolute beginner. Het enige wat ze gemeen hebben is de
onschuld. De pseudo-spiritueel ziet dit echter niet. De meeste
pseudo-sprituelen verkeren in de fase van de witte band en maken zichzelf
wijs dat dit reeds de laatste fase is. Zij vinden het niet belangrijk om Judo
te leren want er valt uiteindelijk niets te leren. Niet doen is immers het
hoogste wat je kunt bereiken, en zij concluderen hieruit dat je ook niets
hoeft te kunnen. Ook de uitspraak van Jezus
omtrent het toekeren van de andere wang als je wordt geslagen, duidt hierop.
Dit heeft alleen waarde als je in staat bent terug te slaan. Wie te zwak is
om zich te verweren en daarom zich laat slaan heeft het niet begrepen. Dit is
ook de fout die pacifisten maken. “Geweld gebruiken is niet goed”, zeggen ze.
In algemene zin is dit een moreel juiste uitspraak, maar hij werkt alleen als
degene die in staat is tot geweld zich beheerst. Wie te slap is om te vechten
en dit rechtvaardigt met een moreel appēl houdt zichzelf simpelweg voor de
gek. Je zou dit pacifistisch fundamentalisme kunnen noemen. Het omgekeerd toepassen van
wijsheden is dus een vergissing die meestal ontstaat uit een combinatie van
gemakzucht en een gebrek aan onderscheidingsvermogen. Aangezien iemand die
zich vergist dit zelf niet in de gaten heeft, is het niet eenvoudig de
vergissing ongedaan te maken. Zeker niet wanneer zijn oorspronkelijke
vergissing het fundament is van iemands leven en identiteit. Het toegeven dat
je je vergist hebt betekent in zo’n geval dat je je hele identiteit moet
herzien. Dit verklaart de kracht achter het fundamentalistische denken. Alle
energie wordt gebruikt om de vergissing in stand te houden en er is geen
enkele ruimte voor zelfreflectie. Maar misschien vergis ik me. Afdwingen Kent u dat verschijnsel, afdwingen? Ik wel. Ik heb er
dagelijks mee te maken. Als manager moet je iets kunnen afdwingen, wordt er
gezegd, anders kom je niet sterk over. Hiermee wordt meestal bedoeld dat je
iemand iets kunt laten doen wat hij zelf niet wil. De wil van een ander
vernietigen en hiervoor jouw wil in de plaats stellen. Dit heet ook wel
macht. Macht betekent dus dat je iets
kunt afdwingen. Ik ga nu iets heel gemeens doen. Ik ga nu de positie van de
manager in een multinational vergelijken met die van de opzichters in een
concentratiekamp, zoals bijvoorbeeld Duitsland en Japan dit kenden in een
recent verleden. Mensen denken tegenwoordig niet veel meer in analogieën, en
zien daardoor veel dubieuze zaken over het hoofd, zoals de man die zich kwaad
maakt over de diefstal van zijn fiets, maar zelf niks zegt als hij f 25,-
teveel terug krijgt van het kassameisje. Men ziet geen verbanden meer. Zie
hier de analogie tussen de multinational en het concentratiekamp. Gemeenschappelijke kenmerken: a) Er
werken mensen tegen hun wil, bij de multinational omdat ze moeilijk elders
aan de slag kunnen, in het kamp omdat er hekken om heen staan; b) Er
zijn uitvoerende werkers, geleid en aan banden gelegd door bazen, daarboven
staan weer bazen, en zo verder tot de topbaas. c) Het
resultaat van het werk van de werkers wordt grotendeels afgepakt en verdeeld
onder andere mensen die niet werken, bij de multinational bijvoorbeeld onder
de topmanagers en de aandeelhouders, in het kamp onder de beulen, de bazen
van de beulen en de bazen daar weer van; d) Wanneer
mensen geen werk meer kunnen doen, worden ze afgedankt, bij het bedrijf door
ontslag, outplacement of de WAO, en in het kamp door de gaskamer of het
executieteam. Ik zie de manager reeds
verontwaardigd protesteren. Die vergelijking gaat niet op, zegt hij. Dit is
laster. Mensen worden niet gedwongen bij ons bedrijf te werken, ze kunnen ook
elders gaan werken of voor zichzelf beginnen. En een manager werkt wel degelijk,
hij organiseert, hij plant, hij heeft contacten met de klant, enzovoorts. En
als iemand niet meer kan werken of als er geen werk meer is, tja, we zijn
geen liefdadigheidsinstelling. We zijn een bedrijf. Er zijn ook gezonde bedrijven
waar mensen graag werken, waar geen hierarchische structuur is, waar de
medewerkers zelf aandeelhouders van hun eigen bedrijf zijn, waar mensen niet
gauw ziek zijn, en eventuele zieken goed worden begeleid, etc. Maar dit is
zeldzaam. De meeste bedrijven hebben als
kernvraag: “Hoe persen we zoveel mogelijk productiviteit uit ons personeel?”,
met als subvraag: “Hoe komen we zo snel mogelijk van improductief personeel
af?” Met alle respect, maar dat zijn dezelfde issues die ze in de
concentratiekamp-business rucksichtlos hebben opgelost. Een topmanager die
kijkt naar de cijfers, en roept: “Het kan me niet schelen hoe jullie het
doen, maar de winst moet 10% hoger!” is geen haar beter dan de beul die met
de zweep zijn gevangenen aanspoort tot harder werken. En hij kan ook niet anders,
want de koers van de beurs is zijn führer, en die dwingt hem dit af |
||